Het begrip inwijding betekent bij ons: opname in de groep mensen die de loge vormt en bekendmaking met de gebruiken van de vrijmetselarij. De nieuweling wordt onze ‘broeder’ – zo noemen wij elkaar.
De inwijding omvat een reeks van drie graden, namelijk leerling, gezel en meester.
Als leerling krijg je de opdracht jezelf te leren kennen. Je zoekt de verbinding met de groep broeders (en zij met jou); je leert de omgangsvormen en de sfeer van de loge kennen. Je maakt je de rituelen en de symboliek eigen.
Nadat een broeder ongeveer een jaar leerling is, volgt een tweede inwijdingsritueel, waarin je gezel wordt. Dit wil zeggen dat je je plaats hebt gevonden in de broederschap en dat je met jouw nieuw verworven zelfkennis de je omringende wereld en jouw taak daarin met andere ogen kan beschouwen. Je gaat nu de verbinding met de jou omringende wereld zoeken.
Weer ongeveer een jaar later word je door een derde inwijding meester. Hierin verdiep je het besef dat je onderdeel bent van een werkelijkheid, die uitstijgt boven jezelf en waarin voortdurende verandering en vernieuwing optreedt. De persoonlijke verbinding met deze overstijgende werkelijkheid kan je ervaren als een religieus besef. Dit is voor iedere vrijmetselaar verschillend en voor niemand een dogma.
De drie opeenvolgende inwijdingen drukken symbolisch de groei uit van een bewust levend mens. Hoe jij als vrijmetselaar dit bewustzijn en deze groei in jouw leven gestalte geeft, is geheel aan jezelf.