Het Grote Lichaam 1

Corona en het Grote Lichaam.   Alweer een paar jaar ben ik bezig met het uitwerken en verdiepen van de metafoor van ‘het Grote Lichaam’. Daarbij gaat het me erom een pakkend beeld uit te werken wat onze plaats, onze kwetsbare positie in de kosmos verheldert. En met name om inzichtelijk te maken hoe afhankelijk we zijn van de ons omringende wereld en ruimte. Mijn hoop is dat zo’n nieuwe ‘levensmythe’ ons kan inspireren tot een meer inclusieve levenshouding en tot een zorgvuldiger, aandachtiger en liefdevoller  benadering van al wat ons ‘toe-komt’. Als ik er bij mijn denken en handelen van uit ga dat we een minuscuul deel uitmaken van een veel groter, misschien wel onbegrensd, levend organisme, lijkt het me logisch dat ik daar zo zorgvuldig en respectvol mogelijk mee omspring. Want hoe kan ik muziek maken als ik mijn vingers verwaarloos, of de bossen vernietig waar het hout van mijn gitaar, fluit of piano van gemaakt zijn?

Corona. Terwijl we sinds het Parijs-accoord juist iets serieuzer zijn begonnen om onze ecologische voetafdruk in te perken, is nu onze hele leefomgeving plots vijandig en levensgevaarlijk geworden. Je voelt je van de ene dag op de andere uiterst kwetsbaar, vooral als je een dagje ouder bent. Via een Chinese dierenmarkt is Covid 19 zich razendsnel over de wereld aan het verspreiden, met desastreuze gevolgen voor hele samenlevingen en economieën.

Wat te denken van het Corona-virus in het perspectief van het ‘Grote Lichaam’? Gaat het louter om een biologisch en evolutionair manco wat ons bedreigt? Gaat het om een laatste waarschuwing van een ‘hoger niveau’ om onze leefstijl aan te passen? Of moet je er misschien juist hoop uit putten op een positieve wending? In deze onzekere tijden zie je allerlei pogingen voorbijkomen om zin en betekenis te geven aan deze pandemie.

De meeste hebben een ding gemeen; ze worden ingegeven door angst. Maar angst is maar zelden en goede raadgever. Waarschijnlijk is het beter is je gezond verstand, je creativiteit en je sociale vaardigheid optimaal te benutten. Hoewel de overheidsmaatregelen ons leven drastisch veranderen en inperken, zegt het virus hier natuurlijk niets over. Wel dwingt het ons tot opschalen van medische zorg en onderzoek. En tot drastisch afschalen van onze economische en sociale activiteit. 

En tenslotte: verreweg het meest én het zwaarst treft het virus de pensioengerechtigden. Terwijl het debat over de verdeling van lusten en lasten in het kader van ons pensioenstelsel nog maar weinig vertrouwen geeft voor de toekomst, doen door deze crisis de senioren opnieuw een onevenredig beroep op de maatschappelijke draagkracht. Wat gaat dat betekenen voor de generatieve solidariteit? 

En precies met die laatste, bijna onfatsoenlijk aanvoelende vragen gaat het perspectief van ‘het grote lichaam’ meeklinken. Dat wil ik verhelderen met een parafrase op therapeut en beeldhouwer Bruno Paul de Roeck. Hij vergelijkt in zijn boek ‘Klein Testament’ het egocentrisch georiënteerde paradigma van de vrije markt-economie met het verschijnsel ‘kanker’. Ik parafraseer zijn beschrijving door het woord ‘kanker’ te vervangen door ‘virusuitbraak’:

‘In de technocratische cultuurvisie wordt het ruimteschip aarde door de mens onderhouden, geperfectioneerd, op koers gehouden: als hij maar genoeg regelpanelen, monitoren en controleschakelaars inbouwt, komt alles wel goed. Die omkering van zeggenschap, waardoor mensen zich bovenaan de hiërarchische ladder van de bestaande dingen plaatsen, is analoog aan het verschijnsel ‘virusuitbraak’. Wij hebben in ons lijf weefsels, botten,  organen en cellen. Ons organisme is een systeem dat bestaat uit een hele rij subsystemen en subsubsubsystemen. Om binnen het geheel te functioneren, moet iedere cel de determinant hebben van het orgaan en van het lichaam waarvan ze deel uitmaakt. Als cellen zich niet meer als deel van het geheel gedragen, als zij, om het populair te zeggen, zich tegen het Lichaam keren en ‘voor zichzelf’ beginnen, als kleine zelfstandigen, dan spreken we van een virusuitbraak. Het is mogelijk dat die kleine bedrijfjes goed gedijen. Misschien gaat het ze wel zo goed dat ze zich snel vermenigvuldigen en filialen stichten die ze over alle lichamen en werelddelen uitzaaien… Maar ze ondermijnen daarmee wel hun voedingsbodem en hun levenskansen. Een subsysteem heeft geen kans om te overleven, tenzij het functioneert in en in functie van het grote systeem. Op een zelfde manier zit ons bestaan in het totaalsysteem. Wanneer wij ons ontwikkelen los van het geheel, bijvoorbeeld ten koste van het milieu, dan kan dat op korte termijn economische groei en welvaart opleveren, maar op langere termijn betekent het een catastrofe’.(vrij naar K.T. p. 74)

Ik ben me bewust dat ik met mijn parafrase de beeldspraak van Bruno de Roeck enigszins geweld heb aan gedaan. Ik heb dan ook geen nieuwe waarheid willen verkondigen, maar hoop slechts dat ik, met zijn hulp, de metafoor van het ‘Grote Lichaam’ wat heb verhelderd. Als ik daarbij een paar vruchtbare vragen mag hebben opgeworpen is mijn ‘ophokking’ een stuk draaglijker geworden…

Daan Vogelpoel,  Apeldoorn, 3 april 2020

Laat een reactie achter