Jan Keij over de filosoof Levinas.

‘Door hem werd ik religieus, een zoeker van verbinding’

Jan Keij ademt Levinas en zijn filosofie. Zijn nieuwe boek gaat over diens ideeën over tijd en kwetsbaarheid. Met vijf inzichten geeft hij een inkijkje in Levinas’ denken. Jan Keij was onderwijzer, werd filosoof en sleepte honderden cursisten mee in zijn enthousiasme voor wijsgeren als Nietzsche, Kierkegaard. En natuurlijk voor de Litouws-Franse Emmanuel Levinas. Op diens werk promoveerde hij. Onlangs publiceerde hij er opnieuw een boek over, Tijd als kwetsbaarheid. ‘Mijn diepste uitleg van Levinas’ denken’, noemt Keij het. Aan het slot van zijn boek concludeert hij dat Levinas erin slaagt ‘waar nog nooit een filosofie in geslaagd is: dat alles in de werkelijkheid op zijn plek valt’.

In zijn huis in Ede maakt hij daar nu een ‘bescheiden’ voorbehoud bij – het blijft een interpretatie. Maar toch, van het universum tot de ziel, van de schepping tot het ik: alles bestaat uit tijd en kwetsbaarheid. Welke inzichten levert dat op?

Boekomslag

Laat je raken. “Bij Levinas begint alles met ethische gevoeligheid. Nog voor je er woorden voor hebt, word je door anderen geraakt, ze doen een appel op je.” Dat inzicht spreekt verpleegkundigen en artsen enorm aan, zegt Keij, die voor hen jarenlang cursussen verzorgde. “Ze noemen het de verwoording van waaruit ze beslissen en handelen.” Levinas maakt onderscheid tussen appel en verzoek. Keij: “Het appel is: laat mij lukken, doe goed. Aan dat appel mag je je niet onttrekken. Dat is anders bij een verzoek: wat een patiënt aan je vraagt, hoef je niet in te willigen, want het kan wringen met wat goed is voor die patiënt. Of met het goeddoen aan andere patiënten.” Keij haalt er het coronaziekenhuisdilemma bij. “De reguliere zorg is afgeschaald om ruimte te maken voor oronapatiënten. Het is schrijnend, maar je kunt geen levens redden zonder slachtoffers te maken.”

Omarm je kwetsbaarheid. “Ik ervaar kwetsbaarheid. Veroudering. Ik hoop nog een tijd mee te gaan, ik ben 73, maar ik zal uiteenvallen. Jean Pierre Rawie dichtte daarom dat ‘in alles de kanker van de tijd’ zit, en noemde dat een aanfluiting. Ik zie het precies andersom: we kunnen alleen leven als er dood is, geen genieten zonder lijden. Ik ben vergankelijk, m’n onvermogen om mijzelf te behouden is een voorwaarde voor de kwaliteit van leven. Dus lang leve de dood!”

Durf te filosoferen. De natuurkunde stelt dat alles begonnen is bij de oerknal, ook de tijd. Daar heeft ze geen verklaring voor, en dat klopt natuurlijk: tijd is geen empirisch gegeven, ze gaat de natuurwetenschap te boven en is dus metafysisch. Dat geldt ook voor het bewustzijn – dat moet er zijn, anders kunnen we niets waarnemen. Die tijd, dat bewustzijn, ze zijn niet in een laboratorium te traceren. Die status aparte erkennen natuurwetenschappers vaak.” En die status aparte is essentieel als beantwoording van de mysterieuze vraag van de kwantummechanica: is er wel materie voordat we haar waarnemen? Aan materie heeft Keij niet genoeg. “Als alles uit de oerknal voortkomt, dan is alles een kwestie van oorzaak en gevolg. Wat wij toeval noemen, is dan causaliteit die we nog niet hebben verklaard. Maar waar blijven we dan met onze verantwoordelijkheid, met onze vrijheid?” Met enige weerzin haalt hij de Belgische filosoof Jan Verplaetse aan, die in deze krant zei dat Hitler ook alleen maar heeft ‘uitgevoerd wat het programma hem voorschreef’, en dat hem dus geen morele blaam trof.

Dat is consequent geredeneerd, oordeelt Keij. Maar ook plat en fnuikend  voor de ethiek, ‘omdat dat determinisme zich daaraan onttrekt’.   Provocerend keert Keij zich tegen collega-filosofen die hij ziet als gelovigen van dat ‘evolutionistische dogma’. “De filosoof hoort kritisch te zijn, een horzel in de nek van het paard. Tot mijn verbijstering hoor ik ze spreken over ‘mensen en andere dieren’, alsof dat vanzelfsprekend is. Ze capituleren voor een wetenschappelijk model. Dat is filosofische

zelfmoord. Een filosoof hoort boven de modellen te staan. Ook de prachtige evolutietheorie is slechts een model.” Levinas’ idee over tijd is een correctie op de empirisch-materialistische mode, daar is Keij van overtuigd. Sterker nog: het is de sleutel tot het ‘begrijpen van onze ervaringen van genieten, lijden, vrijheid en verantwoordelijkheid’.

Ga aan God doen. Keij is een belijdend agnost. Dan mag het aantal pagina’s dat hij aan God wijdt wel opvallend heten. Even verschoont hij zich. “De Joodse Levinas heeft het vaak over God. Dus ik ook, al weet ik bij god niet wat dat betekent.” Toch valt dat begrip vaak, als ‘God die geen God is’, als ’mysterie’ of ‘afwezige’, een lege plaats die gevuld wordt met het woordje God. Hier doet Keijs benadering denken aan de ‘via negativa’, de christelijke denkwijze over wat God allemaal níet is. Om dan toch wat positiefs op te merken: “God overtrof zichzelf door de ethiek te scheppen”.

Is een filosoof die zich zo tegen God aan bemoeit, eigenlijk geen theoloog? “Ja, dat verwijt kreeg Levinas van de Franse filosoof Badiou ook. Ik zou het woord ‘God’, dat toch een raadsel is, dan liever als ‘?’ weergeven. Of als ‘verantwoordelijkheid’. God is ethiek, en gelovig of niet, het gaat om ethiek, de rest is bijzaak. Levinas komt trouwens door streng filosofisch te redeneren bij God uit. Zonder een spatje theologie.”

In zijn boek voert Keij Ludwig Wittgenstein op, die zei: “In de wereld is alles zoals het is. De zin van de wereld moet buiten de wereld liggen.” Is Keij, die erop hamert dat hij agnost is, gelovig? Hij zegt geen nee. “Er zijn twee keuzes: ik accepteer volledig de evolutionaire oorsprong en verloochen daarmee mijn ervaring van vrijheid en verantwoordelijkheid. Of ik accepteer die ervaring en verloochen mijn oorsprong uit sterrenstof, en accepteer daarmee een rol van God, nou ja van een ethisch mysterie, dat Levinas God noemt.” 

Zoek de verbinding. Bij het schrijven van zijn boek in de ‘coronastilte’ besloot Keij zich los te maken van lesgeven. “Hoe prachtig ik dat ook vond, de druk en spanning ervan wil ik achter mij laten.” Hij gaat meer tijd aan familie besteden en aan het schrijven. “Voor mij is de huidige coronacrisis ook een uitnodiging, om me aan mensen te verbinden. Dat is een appel, een invitatie tot solidariteit, en vraagt me verantwoordelijk op te stellen. Dat is zo makkelijk nog niet, want elke daad is ook een misdaad. Niet in criminele zin, maar wel: je kunt het nooit helemaal goed doen, voor iedereen.” Het appel verbindt met de medemens en heeft, zegt Keij, een ‘onbekende afzender’ die je God mag noemen als je géén agnost bent. Keij: “Maar ik ben door Levinas wel religieus geworden, een zoeker naar de verbinding”.

Wie was Emmanuel Levinas? In 1906 geboren in Kaunas, Litouwen, als oudste in een Joods gezin, ging Emmanuel Levinas filosofie, psychologie en sociologie studeren, in Frankrijk. Daar raakte hij onder de indruk van Edmund Husserl, op wiens werk hij in 1930 promoveerde. Hij trouwde met een jeugdliefde en werd in 1939 Fransman. Als tolk Duits en Russisch in het Franse leger ontsnapte hij de verschrikkingen tijdens de oorlog, die wel het leven kostten aan zijn familie in Litouwen.

Illustratie van Suzan Hijink

In zijn denken neemt hij niet het ‘ik’ als beginpunt, maar de ander die mij in diens blik aanspreekt, en een appel op mij doet. Levinas schreef ‘ander’ met een hoofdletter A; God en mens lagen in elkaars verlengde. Het gelaat van de Ander doet mij beseffen wat mij te doen staat. Al in de jaren zestig werd zijn werk in het Nederlands vertaald, eredoctoraten kreeg hij eerst in dit taalgebied (Leiden 1975, Leuven 1976). Pas later drong het tot zijn nieuwe vaderland Frankrijk door dat hij zo’n belangrijke denker was. Vanaf de jaren tachtig kreeg hij internationale erkenning. Levinas zette de filosofie op z’n kop. Hij onderzocht niet hoe de wereld in elkaar steekt, maar welke verantwoordelijkheid ik heb, uitgaande van het gebod dat uitgaat van het gelaat van de Ander. 

Dat is ethische en bijna bijbelse taal, wat niet zo vreemd is: Levinas was sterk beïnvloed door zijn Joodse traditie – hij schreef ook Talmoedcommentaren. Dat verklaart waarom het in Nederland vooral theologen en godsdienstfilosofen waren die zich op zijn werk stortten. Levinas overleed in 1995.

Jan Keij: Tijd als kwetsbaarheid. In de filosofie van Emmanuel Levinas

Mulitimedia bericht van broeder: Heico Roelfsema

Laat een reactie achter